Bericht aan de levenden
Als ik iets heb geleerd in het leven is dat je in sommige gevallen beter niet kunt nadenken over wat je aan het doen bent. Eigenlijk wist ik het al lang, traplopen en naar jezelf kijken hoe je traploopt en nadenken over hoe je dat doet is erg onhandig en zelfs gevaarlijk. Je intellect, hoe scherpzinnig die ook mag zijn, kan het al na een paar seconden niet meer bijbenen (…). Het geeft je instructies die te laat of niet van toepassing zijn. Het gewicht is al subtiel verplaatst als het brein nog wil corrigeren. Je verstapt je en dreigt te vallen. Het intellect wil weten, plannen en sturen. Het is de secretaresse van het lichaam. Nee niet de directeur! Niets ten nadele van de rol van een secretaresse of officemanager, maar in dit ‘bedrijf’ kan het maar beter niet voor het zeggen krijgen. Alles zou misschien keurig in orde zijn, maar er zou niets aan zijn. Het zou zich slechts bezighouden met het uitvoeren van plannen. We aten slechts wat ons lichaam volgens protocol nodig had aan bouwstoffen en vitaminen ed. Het lichaam zou doelloos, zielloos en doodongelukkig worden. Er komt geheid protest uit de duistere hoekjes van het brein dat wil gaan compenseren met koekjes of bier. Onze officemanager zou ineens vreemde trekjes gaan krijgen omdat het contact verloren is met het lichaam. Het ziet dat het fout gaat en weet niet waarom. Alles klopt, maar toch… Er komen denkkronkels, piekerpaden en alles wordt steeds ingewikkelder. In het gunstigste geval gaat het wijsheden nastreven. Maar, zoals het garen van de rijst zich niets aantrekt van de klok, zo heeft het lichaam, het bestaan, niet veel aan wijsheden. Het is de meting achteraf die hooguit als een leidraad kan dienen. Rijstkorrels zijn geen digitale deeltjes, ze hebben een eigen bestaan en hun eigen gaartijd die ongeveer overeenkomt met de gegevens uit het kookboek. De echte fijnproever let niet alleen op de klok, maar proeft, ‘The proof of the pudding is in the eating’. Of zoals de zenmeesters al zeiden, ‘verwar de vinger die naar haar wijst niet met de maan’. Ja, wijsheden zijn wel heel mooi.
Je zou het leven kunnen zien als meervoudig ingewikkeld traplopen. Je lijf, je gevoel, je ‘hart’ of ‘guts’ willen iets, hebben een doel. Het wil er volledig zijn en wil vooral liefde ervaren en geven. Na miljoenen jaren oefenen in de evolutie weet het lichaam ontzagwekkend veel. Het is misschien nog niet helemaal na te rekenen volgens de formules en binnen de administratie van onze wetenschap, maar het lichaam bevat heel veel ‘informatie’. Het had de ruwe en meedogenloze werkelijkheid niet overleeft als het niet die enorme hoeveelheid ‘informatie’ had gehad. Nu, met deze ‘kennis’ werkt de beoefenaar van Qigong.
Al doende kom je steeds dichter bij deze informatie van je lichaam. Je komt er steeds meer achter wat je wilt en hoe jij het zou kunnen doen. Want het diepste willen of zijn zetelt niet alleen onze grijze cellen. Tot die conclusie is de moderne wetenschap nu ook gekomen. Zo ontdekte men hoe darmflora onze gemoedstoestand bepaalt. En dat jaren lang verdriet en spanning zich ‘vastzet’ in het lichaam. Ze hebben ontdekt dat je met een potlood in de mond, en de daaruit voortvloeide kunstmatige glimlach, grapjes eerder kunt waarderen dan zonder potlood. Je gevoelens uiten zich lichamelijk en als je dat weg rationaliseert, voel je het niet, maar raak je verstopt, gestagneerd en gefrustreerd en je krijgt lichamelijke klachten. Zoals de zon onze dagen en seizoenen bepaalt, zo verschijnt de geest door het bestaan van het lichaam.
De mens is dus meer dan een brein dat door een lichaam wordt rondgedragen. Ons lichaam is een geheel van samenwerkende organismen en processen. Het staat ook nooit op zichzelf. Ons bestaan is gedrenkt in de omstandigheden, sterker nog, het is er onderdeel van. Door middel van ademen en eten is het in constant dialoog met de omgeving. Het lijf is gebouwd met de aangeboren genetische ‘instructies’, maar het is geheel gemaakt van ‘omgevingsstof’. We gebruiken alles om ons heen aan moleculen, krachten, energie, temperatuur, luchtdruk en wie weet wat nog meer, om te verschijnen, om te bestaan.
Ons lichaam profiteert er van, maar staat ook bloot aan alle gevaren die daarmee samenhangen. En toch houdt ons lijf stand en wist het zijn weg te vinden ver voordat die officemanager van ons, onze ratio, was uitgegroeid tot een heus intellect. Het lichaam bevindt zich al vanuit de oudheid in een dialoog met haar omgeving en is dus zeer ervaren. Vandaar ook dat het die controledrift bij het traplopen ook helemaal niet kan gebruiken. Het zit die miljoenen jaren ‘kennis’ in de weg.
De Qigongbeoefenaar neemt de secretaresse of officemanager in dienst en niet andersom. Hij of zij werkt met het hele lichaam en alle emoties, weerzin en behoeftes die daar in ‘wonen’. Er ontstaat steeds meer vat op het leven. Niet alleen maar door iets in te zien (de vinger), maar door er constant mee te oefenen (de maan). Net zo lang tot dat de eigen energie of levenswil voelbaar wordt en gedachteloos kan worden ervaren.
Het intellect is natuurlijk zeer geavanceerd en van grote schoonheid. Het is verantwoordelijk voor alles om ons heen, van paperclip tot het robotkarretje op de planeet Mars. Het heeft een rijke wetenschap ontwikkeld met diepe kennis, maar het is in zijn aard niet in staat tot het geven van antwoorden op alle vragen. De liefde voor je liefste zal nooit te meten zijn. Zelfs de gravitatie op aarde is niet exact te bepalen, omdat die steeds wisselt en niet overal precies gelijk is. Wetenschap bepaalt dat rode wijn in bepaalde opzichten gezond is, maar in andere juist gevaarlijk. Licht is een golfverschijnsel en dus per definitie geen deeltje, maar ook omgekeerd.
Als we nu accepteren dat we nooit de waarheid naadloos kunnen napluizen met het systeem van onze westerse wetenschap, kunnen we ook openstaan voor andere benaderingen van die onmetelijke werkelijkheid. We zouden dan zicht krijgen op andere velden en kunnen groeien/evalueren naar meer volledigheid. Als het een het ander uitsluit hebben beiden geen bestaansrecht en dooft het licht, om maar bij de tegenstelling uit de fysica te blijven en te refereren aan Van Randwijk’s Bericht aan de levenden.